26 april 2006

De Mis van Palestrina tot Martin

Menswording in vergelijking

Als kleuter van een jaar of vier, vijf ging ik al mee naar het kerkkoor waarin mijn moeder zong en waarvan mijn opa organist/dirigent was. Daar ligt het begin van mijn fascinatie met de miscompositie. Stil bewonderde ik mijn opa als hij vanachter zijn orgel het koor leidde in vele missen. Daaronder ook twee van zijn eigen hand. Ik schreef daar eerder over in dit blog onder de titel: Muziek tussen hemel en aarde.
Toen had ik het ook over het trapje dat naar het orgelklavier leidde en waar ik als kind vaak op zat. Hierboven een foto van mijn opa achter het orgel en ook te zien ... dat trapje.

Het is ongelooflijk boeiend te ontdekken hoe componisten door de eeuwen heen ‘worstelen’ met het verklanken van een vaststaand gegeven als de volledige mistekst en hoe dit toch tot zo diverse composities leidt. Nergens zijn traditie en vernieuwing zo duidelijk aanwijsbaar als juist in dit genre.

De vergelijking.
In dit blogbericht een vergelijking van hetzelfde tekstfragment 'Et incarnatus est' in zeven missen. Ingevoegd zijn zeven mp-3 geluidsfragmenten. De keuze voor juist deze missen is volstrekt subjectief. Het zijn stuk voor stuk missen die mij zeer dierbaar zijn. Als tekstfragment koos ik een deel uit het Credo waar de menswording van Christus wordt bezongen. Een essentieel gegeven in het Christelijk geloof en daarom ook interessant voor componisten om te toonzetten.

Et incarnatus est de Spiritu Sancto, ex Maria Virgine, et homo factus est...
En een lichaam heeft aangenomen door de Heilige Geest, uit de Maagd Maria,
en mens is geworden...


Korte geschiedenis van de miscompositie.
In liturgische zin is de mis het geheel van gebeden, lofprijzingen, acclamaties (aanroepingen) en lezingen tijdens de rooms-katholieke eredienst. Het woord "mis" of "missa" komt van "Ite, missa est" ("gaat, dit is het moment van de wegzending"). Het is lang gewoonte geweest dat de priester de dienst met deze spreuk, gezongen of gesproken, besloot. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen gelezen missen, eenvoudig gezongen missen - waarin alleen Grego­riaanse zangen worden vertolkt - en plechtige missen waarin het koor ook meerstemmig optreedt.

De mis wordt ingedeeld in het 'Ordinarium missae' of het gewone van de mis, dat in elke mis terugkeert inclusief de vaste gezangen, en het 'Proprium missae' of het eigene van de mis, dat voor elke mis verschillend is. Alle gezongen delen uit de mis kenden oorspronkelijk alleen Gregoriaanse melodieën. Het zijn de vaste gezangen van het ordinarium (Kyrie, Glo­ria, Credo, Sanctus met Benedictus en Agnus Dei) die, vanaf de 15de eeuw tot cyclisch geheel verwerkt, bekend zijn geworden onder de benaming: miscompositie. Het eerste voorbeeld van een volledige mis is de zgn. 'Mis van Doornik' (ca. 1300) al is het waarschijnlijk dat de afzonderlijk gecomponeerde delen pas later bij elkaar zijn gevoegd. De ‘Messe Nostre-Dame’ rond 1350 op muziek gezet door Guillaume de Machaut, kan met zekerheid als één van de eerste volledige eenheidsmissen wor­den aangewezen. Pas in de loop van de 15de eeuw wordt het gewoonte de vijf grote onderdelen van het ordinarium als één eenheid te beschouwen.

Aan het einde van de 15de en begin 16de eeuw neemt de kritiek op de actuele kerkmuziek toe, met name van de kant van religieuze vernieuwingsbewegingen. Men eist dat de muziek in dienst komt te staan van het religieuze woord. Dit is ook de belangrijkste boodschap van het concilie van Trente (1545-63), die Giovanni Pierluigi Palestrina in zijn ‘Missa Papae Marcelli’ uit 1562 op een voorbeeldige manier nakomt, zonder daarbij de balans van de muzikale delen te verwaarlozen. Deze compositie wordt tot een begrip en tot voorbeeld voor een kerkmuziekstijl.
En hier begint onze vergelijking.

>> Palestrina: Missa Papae Marcelli (1562) (1.03 min)

Door de opkomst van het gebruik van muziekinstrumenten in de kerk en de vroege operapraktijk ontwikkelt de miscompositie zich in een concerterende richting. De miscompositie wordt een soort kerke­lijk oratorium voor solisten, koor, orkest en orgel. Als typisch voorbeeld voor deze richting mogen we de ‘Hohe Messe’ van Bach vermelden voor vier solostemmen, vijfstem­mig gemengd koor en ingedeeld in 24 nummers: 15 koorgedeelten, 6 aria’s en 3 duo's. Zie ook het vorige blogbericht.

>> Bach: Hohe Messe (1748/49) (3.19 min)

In de late 18e en vroege 19e eeuw verwijdert de miscompositie zich meer en meer van zijn liturgische functie en ofschoon sommige nog een religieus karak­ter dragen, zijn zij toch niet meer geschikt om tijdens de liturgische eredienst te wor­den uitgevoerd. Het zijn veeleer grootse concertmissen. Voorbeelden van grote concertmissen zijn de missen van Haydn (o.a. de 'Paukenmesse' en de Nelson-mis), de 'Mis in c' ‘Grosse Messe’ van Mozart en de 'Missa solemnis' van Ludwig van Beethoven. De rol van de solisten wordt steeds prominenter. Let bij het beluisteren van de volgende twee fragmenten maar eens op de rol van de sopraan in de Haydn-mis en de behandeling van de tekst: “et homo factus est” door de tenor in de Missa Solemnis. Dit is bijna opera!

>> Haydn: Missa in angustiis (1798) (1.57 min)

>>
Beethoven: Missa Solemnis (1819-1823) (1.54 min)

De missen van Schubert vallen vooral op door hun melodische aantrekkelijkheid. Ook in zijn kerkmuziek is de liedcomponist te herkennen. Schubert was een eigenzinnig mens, hij liet niet na te protesteren tegen vastgeroeste patronen in kerk en samenleving. Daarom ging hij ook heel vrij om met de mistekst. Zo laat hij in het Credo van al zijn Latijnse missen de zin ‘et unam sanctam catholicam et apostolicam ecclesiam' weg.
In zijn sterfjaar schrijft Schubert de laatste van zijn concertmissen: de 'Mis in Es'. Een bijzonder werk met een wat donkerdere toon dan zijn eerdere missen. Voorvoelde Schubert zijn dood? Anders dan in de vijf voorafgaande missen gebruikt Schubert meer elementen uit de retoriek van de barok en horen we enkele prachtige fugatische delen. Er wordt in deze mis spaarzaam gebruik gemaakt van de vijf solisten. Het is een echte koormis. Het 'Et incarnatus est' is één van de weinige delen waar het koor zwijgt en de tekst is toebedeeld aan drie solisten: twee (!) tenoren en één sopraan. Het deel begint vredig en rustig met een prachtige cellomelodie. De tekst wordt drie keer herhaald steeds onderbroken door enkele noten van o.a. klarinet en fagot. De eerste tenor begint, bij de eerste herhaling valt - als in een canon - de tweede tenor in. Als we de tekst voor de derde keer horen, completeert de sopraan het solistentrio, met melodische 'versieringen' van de hobo als begeleiding. Let ook op de 12/8 beweging. Horen we hier een walsje?

>>
Schubert: Mis in Es (1828) (2.28 min)

Anton Bruckner neemt – als vertegenwoordiger van de laat-romatiek - een heel eigen plaats in onder de miscomponisten. Als fenomenaal organist is de kerk voor hem een vertrouwde omgeving. Hij schrijft aanvankelijk een aantal ‘kleine’ missen die goed in liturgische vieringen kunnen worden gebruikt en dat gebeurt dan ook tot op de dag van vandaag. Zie bijvoorbeeld mijn blogartikel over de Windhaager Messe. Bruckner is als miscomponist vooral bekend door zijn 3 – laatste – grote concertmissen. Bijzonder is de verbinding van een symfonische misstijl en een muzikale oriëntering op de klassieke vocale polyfonie. Voor zijn 'Mis in e klein' heeft de 'Missa Papae Marcelli' van Palestrina model gestaan. Bruckner durfde het echter niet aan zijn 'Mis in e' geheel a cappella te componeren. Daarom wordt het koor begeleid door een blazersensemble.

>>
Bruckner: Mis in e (1866) (1.48 min)

Vooral onder impuls van de vernieuwing van de liturgie en de encycliek 'Motu proprio' van Pius X (22.II.I903) worden in de eerste helft van de 20ste eeuw weer missen op muziek gezet die, gezuiverd van de romantische werelds gerichte geest, in meer of minder traditionele stijl, het ideaal van de katholieke kerkmuziek opnieuw wil­len benaderen. In Nederland en België denken we dan aan componisten als Diepenbrock, Cuypers, Andriessen, De Klerk, Meulemans en Flor Peeters. Die drie laatste zijn in het repertoire van TKM zeker geen onbekenden. Ook in een meer moderne stijl worden missen op muziek gezet door belangrijke componisten als Janácek en Stravinski. Tot in onze tijd blijven componisten de mistekst op muziek zetten. Kenmerkend voor onze tijd is dat daarbij van allerhande soorten stijlen en muzikale invloeden gebruik wordt gemaakt.
Door de opkomst van het fenomeen wereldmuziek is er de laatste jaren veel aandacht voor missen van buiten Europa. Bekende voorbeelden zijn de 'Missa Luba' uit Afrika en de 'Misa Criolla' uit Latijns-Amerika.

Om dit bericht af te sluiten een fragment uit één van mijn lievelingsmissen: de ‘Mis voor dubbelkoor’ van Frank Martin. We horen het “Et incarnatus est” én het “Cruxifixus”. Een bijzonder werk uit 1921 van een protestant en nog wel (grotendeels) gecomponeerd in Rome. Het is een mis van ca. 25 minuten die prima in de eredienst gebruikt kan worden. Martin componeerde zijn mis als een persoonlijke muzikale uiting van de woorden van het Ordinarium. Frank Martin beschreef de compositie als volgt: "een volkomen vrije (...) compositie. Ik zag het als een zaak tussen God en mijzelf". Hij hield de compositie dan ook jaren min of meer voor zichzelf. Uitvoeringen in 1963 en 1970 brachten het werk grotere bekendheid. In juni 2006 zal het Maastrichtse koor ‘Studium Chorale’ dit werk o.l.v. Hans Leenders gaan uitvoeren.


>> Martin: Messe pour double choeur a cappella (1922-26) (1.36 min)


Webtip:

TKM Blog: Serie Musica Sacra