Noodlot en troost
Dat zou een mooie titel kunnen zijn voor het TKM Voorjaarsconcert dat dit jaar op zondag 1 juni staat geprogrammeerd. Het noodlot van de grote Duitse dichter Hölderlin, onnavolgbaar op muziek gezet door Johannes Brahms, tegenover de troostrijke en hoopvolle berusting van het Requiem van Gabriël Fauré.
Over Hölderlin
"Friedrich Hölderlin behoort tot de allergrootste dichters, niet alleen van het Duitse taalgebied. Hij is een dichter die zijn hele leven heeft gewijd aan de poëzie. De inzet van zijn dichterschap was zo hoog, evenals de eisen die hij aan een gedicht stelde, dat hij halverwege zijn leven in geestelijke nood kwam; hij raakte ‘umnachted’, zoals het zo fraai in het Duits heet.
De gedichten van Hölderlin zijn geschreven in uiteenlopende stijlen. Zijn vroegste poëzie is betrekkelijk traditioneel en staat in de Duitse romantische traditie. Rond 1800 ontstonden de grote hymnen, waarin Hölderlin zijn droom van de Gouden Eeuw verwoordt, een eeuw van harmonie die hij in zijn eigen tijd wilde vestigen. In de jaren van zijn geestelijke verduistering schreef hij gedichten waarvan slechts fragmenten zijn overgeleverd.
Schicksalslied (Lied van het nootlot)
Zowel inhoudelijk als stilistisch vond Hölderlin […] een schitterende vorm: hij werkte met tegenstellingen, vaak binnen één regel. Voortdurend stelt hij aarde tegenover hemel, sterfelijkheid tegenover eeuwigheid, vrede tegenover gebondenheid, hoop tegenover teleurstelling. Een van de mooiste voorbeelden van dat dynamische dichten met contrasten is ‘Hyperions Schicksalslied’ (‘Lied van het noodlot’, 1798), opgenomen in het tweede deel van Hyperion dat in 1799 verscheen. Daarin plaatst hij de ‘selige Genien’, de beschermende geesten van de mensheid, hoog in de hemel; ze zijn niet ondergeschikt aan het lot. De ‘lijdende mensen’ daarentegen zijn willoos overgeleverd aan de grillen daarvan. De aanhef in de eerste strofe luidt: ‘Ihr wandelt droben im Licht / Auf weichem Boden, selige Genien!’ In het begin van de derde strofe staat: ‘Doch uns ist gegeben, / Auf keiner Stätte zu ruhn.’ Vertaald als: ‘Maar ons is beschoren, / te rusten nergens en nooit; / zo glijden, zo storten / de lijdende mensen / blindlings van d’ ene / stonde in d’ andre’. Dan volgt een mooie vergelijking: wij, de ‘leidenden Menschen’, worden als ‘Wasser von Klippe / Zu Klippe geworfen, / Jahr lang ins Ungewisse hinab’. In vertaling: ‘als water van rotsklip / tot rotsklip geworpen, / in ’t ongewisse jarenlang neer’.
Zowel inhoudelijk als stilistisch vond Hölderlin […] een schitterende vorm: hij werkte met tegenstellingen, vaak binnen één regel. Voortdurend stelt hij aarde tegenover hemel, sterfelijkheid tegenover eeuwigheid, vrede tegenover gebondenheid, hoop tegenover teleurstelling. Een van de mooiste voorbeelden van dat dynamische dichten met contrasten is ‘Hyperions Schicksalslied’ (‘Lied van het noodlot’, 1798), opgenomen in het tweede deel van Hyperion dat in 1799 verscheen. Daarin plaatst hij de ‘selige Genien’, de beschermende geesten van de mensheid, hoog in de hemel; ze zijn niet ondergeschikt aan het lot. De ‘lijdende mensen’ daarentegen zijn willoos overgeleverd aan de grillen daarvan. De aanhef in de eerste strofe luidt: ‘Ihr wandelt droben im Licht / Auf weichem Boden, selige Genien!’ In het begin van de derde strofe staat: ‘Doch uns ist gegeben, / Auf keiner Stätte zu ruhn.’ Vertaald als: ‘Maar ons is beschoren, / te rusten nergens en nooit; / zo glijden, zo storten / de lijdende mensen / blindlings van d’ ene / stonde in d’ andre’. Dan volgt een mooie vergelijking: wij, de ‘leidenden Menschen’, worden als ‘Wasser von Klippe / Zu Klippe geworfen, / Jahr lang ins Ungewisse hinab’. In vertaling: ‘als water van rotsklip / tot rotsklip geworpen, / in ’t ongewisse jarenlang neer’.
Niet voor niets heeft de Duitse componist Johannes Brahms Hyperions Schicksalslied op muziek gezet voor koor en orkest (1868-1871). Brahms was geboeid door het dynamische contrast, ook in muzikaal opzicht, tussen de eerste twee strofen en de derde. De gelukzaligheid van de goden krijgt in Brahms’ compositie een passende verklanking. Het lot van de arme mensen die maar tussen de klippen heen en weer worden geworpen, verbeeldt Brahms met felle en gejaagde klanken. Hij is overigens niet de enige componist die de poëzie van Hölderlin in noten heeft ‘vertaald’: ook Robert Schumann, Richard Strauss, Max Reger, Paul Hindemith, Bruno Maderna en Luigo Nono lieten zich door zijn gedichten inspireren." Kester Freriks (1)
Over het Requiem van Gabriël Fauré
"Een heel menselijk gevoel van hoop in eeuwige rust." Zo omschreef de Franse componist Gabriel Fauré (1845-1924) zijn Requiem. Waar de meeste requiems verdoemenis en rouw verklanken, heeft Fauré juist een requiem vol hoop gecomponeerd.
"Een heel menselijk gevoel van hoop in eeuwige rust." Zo omschreef de Franse componist Gabriel Fauré (1845-1924) zijn Requiem. Waar de meeste requiems verdoemenis en rouw verklanken, heeft Fauré juist een requiem vol hoop gecomponeerd.
Het einde van Fauré's leven was nog lang niet in zicht toen hij zijn Requiem begon te componeren. Nog maar net 40 jaar was hij, en vol originele ideeën: hij wilde namelijk een heel ander requiem schrijven dan gebruikelijk was. De dramatische en bombastische requiems van Hector Berlioz en Giuseppe Verdi verafschuwde hij, en de treurige muziek van de requiemmis kende hij inmiddels ook al door en door - als organist had hij talloze rouwdiensten begeleid.
Maar bovenal had Fauré een heel andere visie op de dood dan in deze requiems te horen was. "Een gelukkige bevrijding, een streven naar geluk hierboven in plaats van een pijnlijke ervaring," zo beschouwde Fauré het sterven. En dat uitte hij in de hoopvolle en ingetogen klanken van zijn Requiem: "Mijn Requiem is zachtmoedig van temperament, zoals ikzelf," zei hij erover. "Het drukt niet de angst voor de dood uit. Iemand noemde het zelfs een wiegelied van de dood." (2)
De complete teksten zijn te lezen via onderstaande links: